Inhoud
Sproeten, sproeten, overal: mama en papa hebben allebei sproeten en twee van hun kinderen ook. Maar wacht - het middelste kind is brandschoon - en de grootmoeder van moeders kant ook. Het lijkt alsof de sproetvrije huid een generatie heeft overgeslagen. Dat kan waar zijn voor de fenotypes van de familie - hun waarneembare kenmerken - maar hun genetische informatie of genotypen zullen een ander verhaal vertellen. Tenzij er een mutatie heeft plaatsgevonden, worden eigenschappen die generaties lijken te omzeilen in feite in de genen meegenomen. Ze komen gewoon niet opdagen.
Over Allelen
Genen zijn gemaakt van DNA-moleculen (deoxyribonucleïnezuur, dat de genetische instructies van een organisme bevat. Deze spelen een grote rol bij het bepalen van de kenmerken van een organisme. Genen hebben variaties of allelen. Tijdens seksuele reproductie geeft elke ouder één allel door voor elk gen. Als die allelen hetzelfde zijn, laat het genotype zien dat de eigenschap homozygoot is. Een heterozygote eigenschap heeft verschillende allelen van elke ouder. Het genotype bepaalt welk soort informatie wordt doorgegeven aan nakomelingen, en hun fenotypes zijn gedeeltelijk afhankelijk van deze informatie.
Winnende eigenschappen
Sommige allelen zijn dominant. Deze verschijnen in het fenotype van een organisme, ongeacht of het homozygoot of heterozygoot is. Bij mensen zijn bijvoorbeeld brede wenkbrauwen, lange wimpers en kuiltjes dominante eigenschappen. Recessieve eigenschappen verschijnen wanneer een organisme twee recessieve allelen voor een bepaald gen heeft geërfd. Een gespleten kin is recessief, net als rechte haarlijnen en verbonden wenkbrauwen. Niet alle eigenschappen volgen deze eenvoudige patronen. Genetica wordt gecompliceerd door interacties tussen genen, genen die meerdere eigenschappen en invloeden uit de omgeving beïnvloeden.
Vergeet de sproeten
Het sproetallel vertoont wel een eenvoudige dominantie, dus als beide ouders het sproetenfenotype hebben, hebben hun kinderen veel meer kans op sproeten dan niet. Als beide ouders echter heterozygoot zijn voor de sproetende eigenschap, bestaat de kans dat een kind van elk een "niet-sproetig" allel krijgt. Het fenotype van dit kind zal geen sproeten tonen. Op deze manier kan een kind dat niet overeenkomt met beide fenomenen van de ouders lijken te nemen na een niet-sproeten grootouder. De eigenschap leek te "overslaan", maar het allel was er altijd al, in het genotype.
Een serieuze sprong
Hoewel dominante en recessieve eigenschappen vaak worden gezien in fysieke kenmerken, kunnen ze ook ernstige gevolgen hebben. Cystische fibrose is bijvoorbeeld een erfelijke ziekte die wordt gekenmerkt door symptomen in de luchtwegen en de spijsvertering. In ernstige gevallen verstopt slijm de longen en veroorzaakt het frequente infecties. CF wordt veroorzaakt door een recessief allel. Om de ziekte in het fenotype van een individu te laten verschijnen, moeten beide ouders het CF-allel doorgeven. Geen van de ouders zal tekenen van de ziekte vertonen, omdat ze heterozygoot zijn voor de eigenschap en het niet-cystische fibrose-allel dominant is. Individuen zoals deze worden "dragers" van de recessieve eigenschap genoemd.