Inhoud
- Hoe de microscoop werkt
- Voordelen van de transmissie-elektronenmicroscoop
- Beperkingen van de transmissie-elektronenmicroscoop
- Een beetje geschiedenis
De scanning transmissie elektronenmicroscoop werd ontwikkeld in de jaren 1950. In plaats van licht gebruikt de transmissie-elektronenmicroscoop een gerichte elektronenstraal, die door een monster gaat om een beeld te vormen. Het voordeel van de transmissie-elektronenmicroscoop ten opzichte van een optische microscoop is het vermogen om een veel grotere vergroting te produceren en details te tonen die optische microscopen niet kunnen.
Hoe de microscoop werkt
Transmissie-elektronenmicroscopen werken op dezelfde manier als optische microscopen, maar in plaats van licht of fotonen gebruiken ze een elektronenstraal. Een elektronenkanon is de bron van de elektronen en functioneert als een lichtbron in een optische microscoop. De negatief geladen elektronen worden aangetrokken door een anode, een ringvormig apparaat met een positieve elektrische lading. Een magnetische lens focust de stroom elektronen terwijl ze door het vacuüm in de microscoop reizen. Deze gerichte elektronen slaan het specimen op het podium en stuiteren van het specimen af, waardoor röntgenstralen ontstaan. De teruggekaatste of verstrooide elektronen, evenals de röntgenstralen, worden omgezet in een signaal dat een beeld naar een televisiescherm stuurt waar de wetenschapper het monster bekijkt.
Voordelen van de transmissie-elektronenmicroscoop
Zowel de optische microscoop als de transmissie-elektronenmicroscoop gebruiken dun gesneden monsters. Het voordeel van de transmissie-elektronenmicroscoop is dat deze monsters in veel hogere mate vergroot dan een optische microscoop. Vergroting van 10.000 keer of meer is mogelijk, waardoor wetenschappers extreem kleine structuren kunnen zien. Voor biologen zijn de interne werking van cellen, zoals mitochondria en organellen, duidelijk zichtbaar.
De transmissie-elektronenmicroscoop biedt een uitstekende resolutie van de kristallografische structuur van monsters en kan zelfs de rangschikking van atomen in een monster weergeven.
Beperkingen van de transmissie-elektronenmicroscoop
De transmissie-elektronenmicroscoop vereist dat monsters in een vacuümkamer worden geplaatst. Vanwege deze eis kan de microscoop niet worden gebruikt om levende specimens, zoals protozoa, te observeren. Sommige delicate monsters kunnen ook worden beschadigd door de elektronenstraal en moeten eerst worden gekleurd of bedekt met een chemische stof om ze te beschermen. Deze behandeling vernietigt soms het monster echter.
Een beetje geschiedenis
Normale microscopen gebruiken gericht licht om een afbeelding te vergroten, maar ze hebben een ingebouwde fysieke beperking van ongeveer 1000x vergroting. Deze limiet werd bereikt in de jaren 1930, maar wetenschappers wilden het vergrotingspotentieel van hun microscopen kunnen vergroten zodat ze de inwendige structuur van cellen en andere microscopische structuren konden verkennen.
In 1931 ontwikkelden Max Knoll en Ernst Ruska de eerste transmissie-elektronenmicroscoop. Vanwege de complexiteit van de benodigde elektronische apparaten die bij de microscoop betrokken waren, waren het pas in het midden van de jaren zestig dat de eerste commercieel beschikbare transmissie-elektronenmicroscopen beschikbaar waren voor wetenschappers.
Ernst Ruska ontving de 1986 Nobelprijs voor de natuurkunde voor zijn werk aan de ontwikkeling van de elektronenmicroscoop en elektronenmicroscopie.