Inhoud
Een leugendetector, ook bekend als een polygraaf, is een machine die schijnbaar bepaalt of een persoon de waarheid vertelt. Tijdens een polygraaftest bewaakt de leugendetector de fysiologische functies van de proefpersonen, terwijl een expert in psychofysiologie hem of haar ondervraagt. Hoewel de federale overheid vaak polygrafen gebruikt om potentiële werknemers op overheidsfuncties te screenen, beschouwen velen de machines als onbetrouwbaar en verzetten zich tegen het gebruik ervan als bewijs voor de rechtbank.
Hoe leugendetectors werken
De leugendetector meet verschillende fysiologische functies, afhankelijk van het type detector dat wordt gebruikt. De meest voorkomende functies die detectoren meten zijn bloeddruk, hartslag, ademhalingssnelheid en zweetniveau. Een bloeddrukmanchet rond de arm van de proefpersoon meet zowel de bloeddruk als de hartslag. Twee buizen, een rond de borst en een rond de buik, meten de ademhalingssnelheid. De luchtdruk in de buizen verandert als het onderwerp ademt. Elektroden, galvanometers genaamd, die zijn verbonden met de vingertoppen van het onderwerp, meten het zweetniveau. Naarmate het zweetniveau stijgt, stroomt elektrische stroom vrijer door de elektroden. De leugendetector registreert al deze fysiologische reacties tijdens het verhoor.
Testtechnieken
De examinator gebruikt verschillende technieken tijdens de test om de meest nauwkeurige resultaten te garanderen. De meeste experts zeggen bijvoorbeeld dat het belangrijk is dat de onderzoeker vóór de test met het onderwerp praat om een basislijn vast te stellen voor elk van de gemeten functies. Bovendien geeft de onderzoeker vaak een "pretest", die bestaat uit het vooraf doorlopen van alle vragen, zodat de proefpersoon weet wat hij kan verwachten. De onderzoeker kan ook vaststellen dat het apparaat correct werkt door een vraag te stellen zoals "Heb je ooit eerder gelogen?" en het onderwerp opdragen bevestigend te antwoorden.
Geschiedenis
Leugendetectors bestaan al heel lang in primitieve vorm. Oude hindoes bepaalden of een persoon de waarheid vertelde door hem te instrueren een mondvol rijst op een blad te spuwen. Een persoon die de waarheid sprak zou succesvol zijn; iemand die loog zou de rijst in zijn mond krijgen. Dit proces hing vermoedelijk af van de droogheid van de mond, wat een fysiologische factor is in verband met liegen. In de negentiende eeuw gebruikte de Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso het eerste leugendetectie-instrument dat de pols en bloeddruk van een persoon meet. In 1921 vond een student aan Harvard, William M. Marston, de moderne polygraaf uit.
Huidig gebruik
In 1988 keurde het Amerikaanse congres de federale Employee Polygraph Protection Act goed, die bedrijven verbood hun werknemers te verplichten een leugendetectortest te doen. Deze wet heeft echter geen invloed op overheidspersoneel of aannemers, inclusief mensen die in openbare scholen, bibliotheken of gevangenissen werken. Daarom moeten de meeste overheidsmedewerkers een polygraaftest ondergaan als onderdeel van het wervingsproces.
Controverse
Leugendetectors worden vaak als onbetrouwbaar gezien. Aan de ene kant kunnen professionele criminelen gemakkelijk leren hun hartslag en ademhaling te vertragen terwijl ze liegen. Aan de andere kant kunnen eerlijke mensen zo bang worden tijdens een polygraaftest dat ze op elke vraag lijken te liegen. Daarom weigeren veel rechtbanken de resultaten van een leugendetector als bewijs te gebruiken omdat ze de apparaten als inherent onbetrouwbaar beschouwen. Tegelijkertijd zijn leugendetectors voortdurend in ontwikkeling en proberen ingenieurs andere manieren te vinden om betrouwbaarder te bepalen of een onderwerp eerlijk antwoordt.