Inhoud
De term "beperkende factoren" verwijst naar omgevingsstress die inherent is aan de ecologie van een bepaald gebied die de voortplanting en expansie van sommige organismen beperken. Sommige dieren en planten kunnen het onder bepaalde omstandigheden beter doen dan anderen, en sommige organismen hebben zich ontwikkeld om te verdragen en zelfs te gedijen in ruwe omgevingen. Maar anderen zullen worden verhinderd om hun volledige biologische potentieel te bereiken - bevolkingsdichtheid, fysiologische ontwikkeling en gezondheid - door de gebieden beperkende factoren. In een toendra, een relatief hard ecosysteem voor het ondersteunen van sommige soorten, gedijen sommige organismen terwijl anderen nauwelijks rondhangen als gevolg van beperkende factoren zoals temperatuur, beschikbaarheid van voedingsstoffen en vochtniveaus. Alleen dieren die de koude temperaturen verdragen en door sneeuw en duisternis manoeuvreren, kunnen in een toendra gedijen.
Temperatuur
De toendra heeft het koudste en droogste klimaat op aarde. In de wintermaanden kan de temperatuur dalen tot -94 F (-70 C). De lente- en zomerseizoenen zijn warm genoeg om sneeuw te smelten, maar de hoogste temperaturen die de toendra ziet liggen rond de 54 F (12 C). De gemiddelde temperaturen voor een heel jaar, en voor elk seizoen, zelfs de zomer, zijn erg laag, en deze beperkende factor is een primaire factor bij het bepalen welke soorten leven kunnen gedijen, of zelfs overleven, in een toendra.
Zonlicht
De toendra bevindt zich dichter bij de aardpalen en ziet maanden van bijna volledige duisternis tijdens de wintermaanden. De zomer brengt bijna constante zon. Zonlicht, de duur per dag en de eigenschappen van het licht zelf, vormen beperkende factoren voor het planten- en dierenleven in de toendra. Met dergelijke vluchtige veranderingen in de zonlichtcyclus wordt de fotosynthese niet volgens het optimale schema geactiveerd. Planten kunnen niet effectief bloeien of zich voortplanten, en dit belemmert de voedselvoorziening voor herbivore en omnivore dieren.
Vochtigheid
Met een jaarlijkse neerslagsnelheid van 6 tot 10 inch is de toendra qua vocht vergelijkbaar met een woestijnomgeving. Dat vocht is voornamelijk sneeuw, die smelt in het voorjaar en de zomer. De permafrostlaag onder de grond in een toendra voorkomt echter dat vocht in de grond wordt opgenomen. Meren en beken vormen zich in de zomer boven de permafrost.