Hoe de lengte en breedte van een rechthoek te vinden wanneer het gebied wordt gegeven

Posted on
Schrijver: Lewis Jackson
Datum Van Creatie: 5 Kunnen 2021
Updatedatum: 12 Kunnen 2024
Anonim
Find width of rectangle with area 288 and length twice width
Video: Find width of rectangle with area 288 and length twice width

Inhoud

Als je de lengte en breedte van een rechthoek kent, kun je het gebied achterhalen. Deze twee hoeveelheden zijn echter onafhankelijk, dus u kunt geen omgekeerde berekening uitvoeren en beide bepalen als u alleen het gebied kent. Je kunt de ene berekenen als je de andere kent, en je kunt ze allebei vinden in het speciale geval waarin ze gelijk zijn - wat de vorm een ​​vierkant maakt. Als u ook de omtrek van de rechthoek kent, kunt u die informatie gebruiken om twee mogelijke waarden voor lengte en breedte te vinden.

Lengte of breedte bepalen als u de ander kent

Het gebied van een rechthoek (A) is gerelateerd aan de lengte (L) en breedte (W) van zijn zijden door de volgende relatie: A = L w. Als je de breedte weet, is het gemakkelijk om de lengte te vinden door deze vergelijking te herschikken om L = A ÷ W te krijgen. Als je de lengte weet en de breedte wilt, herschik dan om W = A ÷ L te krijgen.

Voorbeeld: het gebied van een rechthoek is 20 vierkante meter en de breedte is 3 meter. Hoe lang is het?
Met de uitdrukking W = A ÷ L, krijg je W = 20 m2 ÷ 3 m = 6,67 meter.

The Square, een speciaal geval

Omdat een vierkant vier zijden van gelijke lengte heeft, wordt het gebied gegeven door A = L2. Als u het gebied kent, kunt u onmiddellijk de lengte van elke zijde bepalen, omdat dit de vierkantswortel van het gebied is.

Voorbeeld: wat zijn de lengtes van de zijden van een vierkant met een oppervlakte van 20 m2?
De lengte van elke zijde van het vierkant is de vierkantswortel van 20, dat is 4,47 meter.

Lengte en breedte vinden wanneer u het gebied en de omtrek kent

Als je toevallig de afstand rond de rechthoek kent, wat de omtrek is, kun je een paar vergelijkingen voor L en W oplossen. De eerste vergelijking is die voor gebied, A = L ⋅ W, en de tweede is die voor perimeter, P = 2L + 2W. Om een ​​van de variabelen op te lossen - zeg W - moet je de andere elimineren.

    Omdat P = 2L + 2W, kun je W = (P - 2L) ÷ 2 schrijven.

    Je weet A = L ⋅ W, dus W = A ÷ L. Als je W vervangt, krijg je:

    (P - 2L) ÷ 2 = A ÷ L

    Vermenigvuldig beide zijden met L om de breuk te elimineren, en je krijgt deze vergelijking: 2L2 - PL + 2A = 0.

    Dit is een kwadratische vergelijking, wat betekent dat er twee oplossingen zijn afgeleid van de standaardformule voor het oplossen van deze vergelijkingen: De oplossingen zijn L = ÷ 2 en L = ÷ 2.

    Het kennen van de perimeter geeft je misschien geen uniek antwoord, maar twee antwoorden zijn beter dan geen.