De Britse thermische eenheid (Btu) is de warmte die nodig is om de temperatuur van een pond water met een graad Fahrenheit te verhogen. Andere stoffen absorberen echter warmte met verschillende snelheden, waarbij elk zijn eigen specifieke warmtecapaciteit heeft. U kunt Btus ook gebruiken om hun warmtebehoefte te berekenen, maar u moet rekening houden met hun warmtecapaciteiten en -massa's.
Trek de huidige temperatuur van de stof af van de temperatuur die u wilt bereiken. Als de stof bijvoorbeeld op dit moment op 22 graden Celsius is en u deze wilt verwarmen tot 31 graden Celsius: 31 - 22 = 9 graden.
Vermenigvuldig deze temperatuurstijging met de substantiespecifieke warmtecapaciteit. Zie de eerste link in "Resources" voor een lijst met specifieke warmtecapaciteiten. Als u bijvoorbeeld koper verwarmt, dat een warmtecapaciteit heeft van 0,386: 9 x 0,386 = 3,474.
Vermenigvuldig het antwoord met het gewicht van de stof, gemeten in gram. Als het bijvoorbeeld 1500 gram weegt: 3.474 x 1.500 = 5.211. Dit is de warmtebehoefte, gemeten in joules.
Deel dit antwoord door 1,055, het aantal joules in een Btu: 5.211 ÷ 1.055 = 4.94, of ongeveer 5. De stof heeft 5 Btus nodig om het tot 31 graden te verwarmen.