Inhoud
Cellen zijn de basiseenheid van het leven. Elk levend organisme, van het eenvoudigste micro-organisme tot de meest complexe planten en dieren, bestaat uit cellen. Cellen zijn de plaats van metabole reacties en de plaatsen waar genetisch materiaal is gehuisvest. Andere moleculen zoals glucose en vetten worden ook in cellen opgeslagen.
Algemene celkenmerken
Cellen, hetzij van een dier of een plant, hebben veel binnenstructuren die organellen worden genoemd. De mitochondria is het organel dat energie levert aan een cel, terwijl de kern genetische informatie herbergt in de vorm van chromosomen. Het buisvormige netwerk waaruit het endoplasmatisch reticulum bestaat, is een celtransportsysteem en het vergelijkbaar gestructureerde golgi-apparaat fungeert als een verpakkingssysteem voor een cel. Lysosomen bevatten spijsverteringsenzymen en ribosomen zijn de plaats van eiwitsynthese. Alle organellen zijn omgeven door een heldere, gelei-achtige substantie bekend als cytolasm.
Plasma membraan
Alle cellen zijn omgeven door een plasmamembraan. Samengesteld uit een fosfolipide bi-laag doordrenkt met eiwitten, geeft een celmembraan vorm aan een cel. Fosfolipiden bestaan uit twee delen, een hydrofiele kop en een hyrdofobe staart. De staarten van beide lagen liggen tegenover elkaar aan de binnenkant van het membraan en de koppen zijn gericht op de waterige omgevingen binnen en buiten een cel. Deze opstelling staat bekend als het vloeistofmozaïekmodel. De verschillende eiwitten verspreid over de fosfolipidenlagen helpen bij de overdracht van voedingsstoffen en afvalstoffen in en uit een cel.
Plantencellen verschillen van dierlijke cellen
Hoewel alle cellen een celmembraan hebben, hebben plantencellen ook een extra rigide buitenlaag die ook wel een celwand wordt genoemd. Celwanden bestaan hoofdzakelijk uit cellulose en zijn sterk genoeg om te voorkomen dat een plantencel explodeert wanneer deze zich met water vult. Celwanden helpen een cel ook zijn vorm te behouden en bieden kracht voor een plant om te groeien.
Bovendien bevatten plantencellen chloroplasten, terwijl cellen van dieren dat niet doen. Chloroplasten bevatten het pigmentchlorofyl, dat essentieel is voor fotosynthese. Met deze organellen kunnen planten voedsel verwerken uit zonlicht.