Relatieve frequentieverdeling is een statistische basistechniek. Om de relatieve cumulatieve frequentie te berekenen, moet u een grafiek maken. Deze grafiek geeft specifieke gegevensbereiken weer. Vervolgens meet u hoe vaak uw gegevensset binnen het gegevensbereik valt. Het optellen van de lange geeft u de relatieve cumulatieve frequentie. Statistici hebben deze techniek nodig om te bepalen hoe vaak iets in een bepaalde gegevensgroep is opgetreden. Dit helpt dan met andere statistieken, zoals waarschijnlijkheid.
Teken een tabel met drie kolommen.
Label de eerste kolom als "Gegevensbereik", de tweede kolom als "Hash Marks" en de derde kolom als "Relative Frequency Distribution."
Schrijf uw gegevensbereiken in de gegevensbereikkolom. Zorg ervoor dat deze elkaar niet overlappen.
Sorteer uw gegevensset en maak een hekje in de kolom "Hash Mark" telkens wanneer de gegevens binnen een geschikt gegevensbereik vallen.
Voeg de hekjes in het gegevensbereik bij elkaar en plaats de waarde in de "Relative Frequency Distribution." Deel vervolgens het bedrag in de "Relative Frequency Distribution" door uw steekproefomvang om het percentage te bepalen dat binnen die groep valt.