Elementen van de Europese industriële revolutie

Posted on
Schrijver: John Stephens
Datum Van Creatie: 2 Januari 2021
Updatedatum: 20 November 2024
Anonim
Elementen van de Europese industriële revolutie - Wetenschap
Elementen van de Europese industriële revolutie - Wetenschap

Inhoud

De industriële revolutie begon in het Verenigd Koninkrijk, maar verspreidde zich al snel naar continentaal Europa. Eind 1700 en 1800 veranderde het Europese leven aanzienlijk, waardoor de overwegend rurale samenleving van het continent voor altijd veranderde. De revolutie verspreidde zich op verschillende manieren over Europa en werd beïnvloed door de bestaande industrieën en hulpbronnen van elk land. Frankrijk concurreerde bijvoorbeeld met het Verenigd Koninkrijk in de ile-industrie, maar het gebrek aan kolen en ijzer vertraagde de ontwikkeling van de zware industrie, terwijl de verdeling van Duitsland in verschillende kleine staten betekende dat de revolutie hier later aankwam.

Technologische innovatie

Uitvinding en innovatie waren sleutelelementen van de industriële revolutie. Reeds bestaande technologie werd ontwikkeld tot winstgevende nieuwe uitvindingen. De stoommachine, ontwikkeld in de jaren 1760 en 1770 door James Watts, betekende bijvoorbeeld dat overal energie kon worden gecreëerd en dat de industrie de locatie nu veel vrijer kon kiezen. In de ile-industrie waren elektrische weefgetouwen zoals die ontwikkeld door Edmund Cartwright in 1785 veel efficiënter dan de eerder met de hand aangedreven weefgetouwen. Sommige industriële processen werden ook efficiënter gemaakt door innovatie; in de metaalindustrie verhoogde een machine die bekend staat als de Bessemer-converter de efficiëntie van de staalproductie vanaf 1856.

Nieuwe industrieën

Naast innovatie in bestaande industrieën zoals iles ontstonden tijdens de industriële revolutie volledig nieuwe industrieën. 'S Werelds eerste stoom aangedreven spoorlijn opende in 1825 in Engeland en de wijze van transport breidde zich snel uit over Europa. Tegen 1850 bezat continentaal Europa 8.000 mijl spoorbaan, maar in 1900 had Duitsland alleen 26.000 mijl, wat de transporttijd verkort. Stoommachines brachten ook een revolutie teweeg in het vervoer over water, aanvankelijk op kanalen en rivieren, maar later via zeeschepen die op stoom varen. Communicatie versnelde ook; vanaf 1837 bijvoorbeeld lieten Samuel Morses 'bliksemdraden' en morsecode toe dat ze snel over lange afstanden konden passeren.

Gebruik van hulpbronnen

De industriële revolutie stimuleerde de exploitatie van Europa's natuurlijke hulpbronnen. De nieuwe industrieën konden niet functioneren zonder grondstoffen zoals kolen en metaalertsen, wat betekent dat mijnen werden aangelegd en uitgebreid waar deze natuurlijke hulpbronnen bestonden. De kolenvelden van Zuid-Wales verhoogden bijvoorbeeld de productie van 4,5 miljoen ton in 1840 tot 8,8 miljoen ton in 1854 tot 16,5 miljoen ton in 1874. Sommige landeigenaren werden zeer rijk door de hulpbronnen onder hun land te exploiteren, maar voor degenen die werkten in de mijnen waren de omstandigheden erg moeilijk en de levensverwachting laag.

Populatiebeweging

De jaren van de industriële revolutie hebben de bevolkingsgeografie van Europa fundamenteel veranderd. De revolutie inspireerde mensen om van het Europese platteland naar stedelijke centra te migreren waar in grote aantallen banen werden gecreëerd. In 1800 hadden slechts 23 Europese steden meer dan 100.000 inwoners, maar tegen 1900 was dit gestegen tot 135. Migratie hielp steden groeien maar veranderde ook het profiel van hun bevolking radicaal. De Duitse stad Duisberg stond in het steeds meer geïndustrialiseerde Ruhrgebied en groeide van zijn 1853-bevolking van 10.000 tot 150.000 in 1914. De nieuwe zware industrie van de stad trok zichtbare Nederlandse en Italiaanse migrantengemeenschappen aan, samen met Polen, Oost-Pruisen en mensen uit nabijgelegen plattelandsgebieden. . Als gevolg hiervan ervoer Duisberg een dramatische verschuiving in zijn religieuze benaming, die veranderde van 75 procent protestants in de jaren 1820 tot 55 procent katholiek in 1900.