De natuurwetten bepalen hoe lang het duurt voordat een object op de grond valt nadat je het hebt laten vallen. Om de tijd te berekenen, moet je de afstand weten waarop het object valt, maar niet het gewicht van het object, omdat alle objecten door de zwaartekracht met dezelfde snelheid versnellen. Of u bijvoorbeeld een nikkel of een gouden steen van de bovenkant van het gebouw laat vallen, beide zullen tegelijkertijd de grond raken.
Meet de afstand waarop het object in voeten zal vallen met een liniaal of meetlint.
Deel de valafstand door 16. Bijvoorbeeld, als het object 128 voet zal vallen, deel 128 door 16 om 8 te krijgen.
Bereken de vierkantswortel van het resultaat van stap 2 om de tijd te vinden die het object nodig heeft om in seconden te vallen. In dit voorbeeld, bereken de vierkantswortel van 8 om te vinden dat er een object nodig is om te vinden dat het een object nodig heeft 2,83 seconden om 128 voet te vallen.