Inhoud
De term "fossiel" verwijst naar elk spoor van vorig leven. Een fossiel kan overblijfselen van een organisme zijn, zoals bladeren, schelp, tanden of botten, of een fossiel kan de activiteit van een organisme aangeven, zoals bezinksel, organische verbindingen die ze produceerden en holen. Er zijn verschillende methoden om fossielen te bewaren voor dieren, planten en hun onderdelen.
Invriezen
Bevriezen is een zeldzame vorm van conservering waarbij een dier bevroren blijft van de dood tot het moment van ontdekking, zoals een dier dat in een put of spleet valt en bevriest, of wanneer een dier wordt ingevroren. Dit type conservering produceert ideale intacte overblijfselen van dieren, vaak inclusief geconserveerde huid, spieren, botten, haar en inwendige organen. Gewone dieren die in deze staat zijn ontdekt, zijn winterharde dieren zoals neushoorns en harige mammoet uit de laatste ijstijd.
permineralization
Permineralisatie is het meest voorkomende type fossiele bewaring. Deze methode van conservering vindt plaats wanneer opgeloste mineralen in grondwater de cellulaire ruimtes zoals microscopische holtes en poriën van planten en dieren vullen. De opgeloste mineralen kristalliseren vervolgens en produceren steenachtige fossielen in de vorm van het dier of de plant, die het meeste van het oorspronkelijke vaste materiaal bevat. Het behoud van organismen zoals tanden, botten, schelp en hout vindt plaats door permineralisatie.
Begrafenis
Begrafenis is een ander type bewaring. Deze conserveringsmethode vindt plaats wanneer organismen zoals veenmoerassen met varenwortels, kegels, stompen en stengels, kalkschelpen, zanddollars, weekdierschelpen en plantenresten vele jaren in de grond liggen in gebieden rijk aan sterk geconcentreerd looizuur. Vaak blijven deze organismen grotendeels ongewijzigd, met uitzondering van wat verval en lichte verkleuring.
Mallen en afgietsels
In sommige gevallen vindt conservering plaats door natuurlijke schimmels en afgietsels. Met deze conserveringsmethode zal een organisme in het sediment liggen en na verloop van tijd zal het omliggende sediment uitharden. Het organisme lost uiteindelijk op en, bij afwezigheid van zand of klei om de resterende holte te vullen, zal zich een natuurlijke schimmel van het organisme vormen. De externe schimmel, of de buitenkant van de schimmel, geeft vaak een fijn detail weer van het oppervlak van het organisme. Soms bevat de binnenholte vulmateriaal zoals zand of klei, die het oorspronkelijke binnenoppervlak van het organisme dupliceert en een natuurlijke cast creëert.