Inhoud
Isotopen zijn atomen van hetzelfde element die een verschillend aantal neutronen in hun kernen hebben; wanneer ze in het menselijk lichaam worden geïntroduceerd, kunnen ze worden gedetecteerd door straling of andere middelen. De isotopen, gebruikt in combinatie met geavanceerde apparatuur, geven medische professionals een krachtig 'venster' in het lichaam, waardoor ze ziekten kunnen diagnosticeren, biologische processen kunnen bestuderen en de beweging en het metabolisme van medicijnen bij levende mensen kunnen onderzoeken.
Stabiele en instabiele isotopen
Isotopen kunnen stabiel of instabiel zijn; de onstabiele stralen straling uit en de stabiele niet. Het stabiele koolstof-12-atoom maakt bijvoorbeeld 98,9 procent uit van alle koolstof op aarde; omdat de zeldzamere koolstof-14 isotoop radioactief is en in de loop van de tijd verandert, gebruiken wetenschappers deze om de leeftijd van soms oude biologische specimens en materialen te bepalen. Chemisch gezien werken stabiele en onstabiele isotopen vrijwel hetzelfde, waardoor artsen radioactieve atomen kunnen vervangen door stabiele atomen in geneesmiddelen die worden gebruikt om biologische activiteiten te traceren. Stabiele isotopen, gemakkelijk te identificeren met een apparaat dat een massaspectrometer wordt genoemd, helpen onderzoekers bij het bepalen van de omstandigheden in bloed en weefsel wanneer radioactiviteit niet wenselijk is.
Nutrition Research
Stabiele isotopen helpen voedingswetenschappers de beweging van mineralen door het lichaam te volgen. Bijvoorbeeld, van de vier stabiele isotopen voor ijzer, is ijzer-56 natuurlijk goed voor ongeveer 92 procent, en de zeldzaamste is ijzer-58 met 0,3 procent. Een wetenschapper geeft een testpersoon doses ijzer-58 en bewaakt de hoeveelheden verschillende ijzerisotopen in bloed en andere biologische monsters. Omdat ijzer-58 zwaarder is dan ijzer-56, onderscheidt een massaspectrometer ze gemakkelijk. Vroege monsters zullen meer ijzer-56 tonen, maar na verloop van tijd zal ijzer-58 in aanzienlijke hoeveelheden in verschillende weefsels en stoffen worden gevonden, waardoor de wetenschapper nauwkeurig kan meten hoe het lichaam van het individu ijzer verwerkt.
PET-scans
Positronemissietomografie produceert driedimensionale afbeeldingen van organen en weefsels door het gebruik van radioactieve isotopen. De isotopen, zoals fluor-18, geven gammastraling af - een vorm van energie die door het lichaam en in een detector stroomt. In combinatie met suiker en gegeven aan een patiënt, migreert het fluor naar die weefsels die suiker actief metaboliseren, zoals hersengebieden in een persoon die aan wiskundige problemen werkt. PET-scans tonen deze lichaamsdelen in duidelijk detail. Door de verschillende metabolismeniveaus te observeren, kan een arts duidelijke signalen van afwijkingen zoals tumoren en dementie identificeren.
MPI-scans
Een Myocardial Perfusion Imaging-scan maakt gebruik van radioactieve isotopen om beelden te produceren op dezelfde manier als een PET-scan, maar om het hart in realtime te volgen. Volgens het Stanford University Hospital maakt de techniek gebruik van isotopen zoals technetium-99 of thallium-201. Deze isotopen worden in een ader geïnjecteerd en vinden hun weg naar het hart. Een gespecialiseerde camera neemt de uitgezonden gammastralen op en produceert een beeld van het kloppende hart onder rust- en stressomstandigheden, waardoor een arts de gezondheid van het orgaan kan beoordelen.