Inhoud
Orkanen hebben zeer sterke spiraalvormige winden en produceren veel neerslag. Ze groeien tot 600 mijl breed en creëren windsnelheden van 75 tot 200 mph. Ze kunnen meer dan een week duren, bewegen over de oceaan op 10 tot 20 mph of sneller. Ernstige orkanen die aan land komen, veroorzaken ernstige schade aan gebouwen, met sterke winden en overstromende stormvloeden. Experimenten tonen enkele typische gedragingen van orkanen.
Orkaan volgen
De leerkracht of ouder verkrijgt een volgkaart, waarmee een orkaan nauwkeurig kan worden gevolgd op het exacte tijdstip dat deze ontstaat en begint te bewegen. De leraar hoeft alleen naar de weerberichten te luisteren of de coördinaten van de storm te volgen door het National Hurricane Centre te bezoeken, dat de huidige lengte- en breedtegraad van elk huidig ​​stormsysteem levert. Instrueer de kinderen om push pins op de kaart te plaatsen om het orkanenpad te volgen met de optie om gekleurde pins te gebruiken om elke verandering in sterkte aan te geven, volgens de veranderende classificatie.
Storm Nomenclatuur
De leraar legt uit dat een storm met 74 km / u en sneller wordt beschouwd als een orkaan, maar de storm krijgt verschillende namen afhankelijk van de locatie over de hele wereld. Door een grote globe of Mercator-kaart te gebruiken, legt de leraar uit dat de naam "orkaan" wordt gebruikt wanneer de storm aankomt in de Golf van Mexico, de Atlantische Oceaan of in de oostelijke Stille Oceaan. Hetzelfde type storm krijgt de naam "tyfoon" in de westelijke Stille Oceaan in de buurt van Japan en wordt een cycloon genoemd wanneer het gebeurt in Australië, de Baai van Bengalen en de Indische Oceaan.
Orkaan kracht
De leraar vult een grote kom met water iets meer dan de helft vol, knoopt een paperclip vast aan het uiteinde van een lange snaar en instrueert een student om de inhoud van de kom tegen de klok in te draaien met een houten lepel om een ​​bewegende rotatie te krijgen . Een andere student plaatst het uiteinde van de paperclip in het water en houdt het touw omhoog. De studenten observeren waar de meeste beweging van de paperclip plaatsvindt door plaatsing vanuit het midden of "oog" naar buiten naar de rand van de kom. Dit experiment toont de kracht van roterende winden in een orkaan.
Waterdiepte - windsnelheid
De leraar plaatst een grote ovenschaal op een vlakke ondergrond. Een student buigt een flexibel rietje zodat het een L-vorm heeft, en het langste deel van het rietje bevindt zich aan de onderkant van de L. De leraar plakt het rietje op het uiteinde van de ovenschaal zodat het korte uiteinde van het rietje omhoog en het lange uiteinde wijst over de lengte van de schaal. Water wordt aan de schaal toegevoegd totdat het niveau net onder het rietje bereikt. Een van de studenten blaast met verschillende drukken door het rietje en beweegt het rietje op en neer in hoogte. Een andere student meet de hoogte van de rimpelingen met een liniaal en noteert elke keer het verschil in rimpelhoogtes. Het vergroten van de waterdiepte levert ook verschillende resultaten op.