Punten op een spreidingsgrafiek koppelen verschillende hoeveelheden om een relatie daartussen te bepalen. Soms missen de punten een patroon dat geen correlatie aangeeft. Maar wanneer de punten wel een correlatie vertonen, zal een lijn die het beste past de omvang van de verbinding weergeven. Hoe scherper de helling van de lijn door de punten, hoe groter de correlatie tussen de punten. De lijnenhelling is gelijk aan het verschil tussen punten y-coördinaten gedeeld door het verschil tussen hun x-coördinaten.
Selecteer twee willekeurige punten op de best passende lijn. Deze punten kunnen al dan niet daadwerkelijke spreidingspunten in de grafiek zijn.
Trek de eerste punten y-coördinaat af van de tweede punten y-coördinaat. Als de twee coördinaten bijvoorbeeld (1,4) en (3, 20) zijn: 4 - 20 = -16.
Trek de eerste punten x-coördinaat af van de tweede punten x-coördinaat. Gebruik dezelfde twee punten als een voorbeeld: 1 - 3 = -2.
Deel het verschil in y-coördinaten door het verschil in x-coördinaten: -16 / -2 = 8. De lijn heeft een helling van 8.