Inhoud
- Chromosomen en DNA
- Structuur en functie van de Centromere
- Metacentrische chromosomen
- Submetacentrische chromosomen
- Acrocentrische chromosomen
- Telocentrische chromosomen
Deoxyribonucleïnezuur (DNA) is de manier waarop genetische informatie wordt opgeslagen in cellen en waarmee informatie van de ene generatie naar de volgende kan worden overgedragen. Er zijn vier hoofdtypen chromosomen: metacentrisch, submetacentrisch, acrocentrisch en telocentrisch. Chromosomen worden gevonden in de kern van de meeste levende cellen en bestaan uit DNA dat strak in draadachtige structuren is gewikkeld. Extra eiwitstructuren, histonen genoemd, ondersteunen het DNA-molecuul in het chromosoom.
Chromosomen en DNA
Deoxyribonucleïnezuur (DNA) is de genetische code waarmee informatie van de ene generatie naar de volgende kan worden overgedragen. DNA-moleculen bestaan uit twee lineaire ketens die om elkaar heen zijn gewikkeld en een dubbele helixstructuur vormen. Deze spiraalvormige structuren worden verder gewikkeld in chromosoomstructuren. Chromosomen zijn verdeeld in twee delen met een vernauwingspunt in het midden dat bekend staat als de centromeer. De vier soorten chromosomen in dierlijke cellen worden geclassificeerd door de positie van de centromeer.
Structuur en functie van de Centromere
Centromeren bestaan uit een complexe combinatie van eiwitten en DNA. Ze zijn essentieel voor de deling van cellen en zorgen voor de nauwkeurige scheiding van chromosomen. Studies hebben aangetoond dat chromosomen zonder centromeren willekeurig scheiden en uiteindelijk verloren gaan uit cellen. Chromosomen met meerdere centromeren kunnen daarentegen worden gefragmenteerd.
Metacentrische chromosomen
Metacentrische chromosomen hebben het centromeer in het midden, zodat beide secties even lang zijn. Menselijk chromosoom 1 en 3 zijn metacentrisch.
Submetacentrische chromosomen
Submetacentrische chromosomen hebben het centromeer enigszins verschoven ten opzichte van het midden wat leidt tot een lichte asymmetrie in de lengte van de twee secties. Menselijke chromosomen 4 tot en met 12 zijn submetacentrisch.
Acrocentrische chromosomen
Acrocentrische chromosomen hebben een centromeer die sterk is verschoven ten opzichte van het midden, wat leidt tot een zeer lange en een zeer korte sectie. Menselijke chromosomen 13, 15, 21 en 22 zijn acrocentrisch.
Telocentrische chromosomen
Telocentrische chromosomen hebben het centromeer aan het einde van het chromosoom. Mensen bezitten geen telocentrische chromosomen, maar ze worden gevonden in andere soorten zoals muizen.