Inhoud
Organismen die seksueel reproduceren dragen genen van elke ouder. Mensen hebben 23 paar chromosomen die duizenden genen bevatten die coderen voor eiwitten. In veel opzichten ben jij je eiwitten - je fysieke en biochemische eigenschappen worden tot expressie gebracht en gecontroleerd door eiwitten, die worden gecodeerd door je DNA. De genen die tot expressie worden gebracht, zijn verantwoordelijk voor uw eigenschappen of fenotype. Een dominant fenotype is een eigenschap die voortkomt uit een dominant gen.
Chromosomen en genen
Een chromosoom bestaat uit twee DNA-strengen die zijn samengevoegd in een dubbele helix en omgeven door bekende eiwitten die histonen hebben. Ongeveer 2 procent van uw DNA-codes voor eiwitten, hoewel veel van het resterende onroerend goed andere functies vervult. Omdat je twee van elk chromosoom hebt, heb je twee kopieën of allelen van elk gen - één van elke ouder. Vaak zijn de allelen identiek, maar in sommige gevallen zijn ze niet - ze zijn heterozygoot. Interessante relaties, zoals dominantie, kunnen zich ontwikkelen tussen heterozygote allelen.
Gregor Mendel
••• Hulton Archive / Hulton Archive / Getty ImagesGregor Mendel, Oostenrijkse monnik en vader van de klassieke genetica, introduceerde het concept van dominantie door zijn experimenten met erwtplanten. In de jaren 1860 keek Mendel naar verschillende kenmerken van erwtenplanten, zoals kleur en vorm. Hij stak bijvoorbeeld een plant met witte bloemen over naar een andere plant met paarse bloemen. Alle nakomelingen waren paarsbloemig in plaats van een mix van de twee kleuren. Mendel redeneerde dat het paarse fenotype dominant is over het witte, omdat paars de witte eigenschap maskeerde.
Pea Trek: The Next Generation
Mendel stopte niet bij twee generaties erwtenplanten. Hij bemestte de tweede generatie en ontdekte dat 25 procent van Generatie 3 witte bloemen had. Mendel deed de wiskunde en dacht dat het hebben van precies twee factoren voor dezelfde eigenschap zijn resultaten verklaarde. Met "P" voor paars en "w" voor wit, heeft generatie 3 een 1: 2: 1-verhouding van PP, Pw, ww-factoren voor het kleurfenotype. De homozygote PP en heterozygote Pw geven beide paarse bloemen. Alleen het ww genotype geeft het witte fenotype weer en vertegenwoordigt daarom een recessieve eigenschap.
Verschillende tinten van dominantie
De paarse bloemkleur is het gevolg van de aanwezigheid van een gen dat codeert voor een kritisch eiwit. Gebrek aan dit eiwit resulteert in witte bloemen, dat is waarom slechts een paar homozygote recessieve allelen de witte kleur produceren. In sommige gevallen zijn twee heterozygote allelen codominant. Een bloemsoort met overwegend paarse en witte kleurallelen zou een nageslacht voortbrengen met bloemen met witte en paarse vlekken. Als alternatief, als de allelen overwegend zouden zijn, zou de resulterende bloem een lichtpaarse kleur hebben, een mix van beide eigenschappen. Als je de lichtpaarse generatie zelf zou bevruchten, zouden de nakomelingen die met paars-gekleurde en wit-gekleurde bloemen omvatten, waaruit blijkt dat allelen over de generaties zijn behouden.