Inhoud
Een zacht briesje is verfrissend in de lente en koelt op een vochtige dag, maar wind is niet altijd zo nuttig. Het kan erosie veroorzaken, waardoor grond van plaats naar plaats wordt verplaatst. Dit levert een groot aantal problemen op, waaronder verlies van vegetatie, luchtvervuiling en vermindering van voedingsstoffen in de bodem. Winderosie komt in verschillende vormen voor. Wanneer fijne deeltjes worden verschoven, wordt het proces deflatie genoemd. Door zout worden grotere korrels verplaatst. Beide processen veroorzaken schade.
Tiny Specks
Tijdens het leeglopen worden kleine deeltjes sediment of grond door de wind bewogen. Klei, slib en fijn zand worden vaak door dit proces verplaatst. Deflatie treedt soms op omdat het plantenleven is vernietigd in een gebied, zoals door vuur of overmatig menselijk gebruik. Planten geven de aarde enige bescherming tegen de wind. De hoeveelheid water in de bodem kan het niveau van deflatie beïnvloeden, omdat natte grond moeilijker door de wind kan worden weggevoerd. Bovendien stimuleert vocht de groei van beschermende planten.
Grote veranderingen
Deflatie veroorzaakt verschillende soorten natuurlijke formaties. In zandige kustgebieden verwijdert wind de bovenste laag fijn, droog zand, waardoor nat zand achterblijft. Het water in het zand stimuleert vegetatieve groei, wat resulteert in een leegloopvlak. De plantengroei kan zich uiteindelijk verspreiden naar andere gebieden. Als het achtergebleven materiaal beperkt vochtig is, wordt het gebied een woestijnbestrating. Soms, in gebieden zonder vocht of vegetatie, schept de wind materie uit en laat dips achter in het landschap. Deze deflatieholten of uitbarstingen kunnen symmetrisch of onregelmatig gevormd zijn. Ze variëren enorm in diepte en breedte. In de Great Plains zijn sommige depressies bijvoorbeeld klein en ondiep, terwijl anderen een hol verlaten van meer dan 45 meter diep en enkele kilometers breed.
De stuiterende deeltjes volgen
In tegenstelling tot deflatie beweegt zout door middelgrote deeltjes met een diameter van ongeveer 0,1 tot 0,5 mm. De wind draagt deze stukjes net boven het oppervlak. De deeltjes reizen over een korte afstand en vallen dan op de grond. Daar verdrijven ze andere granen, waardoor ze stuiteren. Zout vertegenwoordigt 50 tot 80 procent van de bodembeweging. Als de vallende vlekken te grote deeltjes raken om op te duiken, kunnen ze nog steeds naar voren worden gekanteld. In de woestijn wordt 25 procent van de dislocatie van deeltjes veroorzaakt door deze langzame vooruitgang.
Donkere wolken
Onder de juiste omstandigheden kan zoutvorming veel grond verplaatsen. Bij voortdurende wind en voldoende losse deeltjes kan een bodemlawine optreden. Deze dikke nevel van grondkorrels lijkt op een vuilwolk die door de wind over de grond wordt gedragen. In landbouwgebieden verhoogt de teelt op winderige dagen de hoeveelheid zout. Meer grond wordt blootgesteld, dus er treedt meer erosie op. Zoutvorming is een aanzienlijk probleem op boerderijen; het is de belangrijkste bron van schade aan vegetatie.Windverblijven, minder grondbewerking, goed onderhouden irrigatie en beschermende richels in velden verminderen deze vorm van erosie.