Inhoud
Modern astronomisch onderzoek heeft een verbazingwekkende rijkdom aan kennis over het universum verzameld, ondanks extreme beperkingen op observatie en gegevensverzameling. Astronomen rapporteren routinematig gedetailleerde informatie over objecten die zich op triljoenen kilometers afstand bevinden. Een van de essentiële technieken van astronomisch onderzoek omvat het meten van elektromagnetische straling en het uitvoeren van gedetailleerde berekeningen om de temperatuur van verre objecten te bepalen.
Van temperatuur tot kleur
De kleur van het licht dat door een ster wordt uitgestraald, onthult de temperatuur en de temperatuur van een ster bepaalt de temperatuur van objecten in de buurt, zoals planeten. Licht wordt geproduceerd wanneer geladen atomaire deeltjes trillen en energie afgeven als lichtdeeltjes, ook wel fotonen genoemd. Omdat temperatuur overeenkomt met de interne energie van een object, zullen warmere objecten fotonen van hogere energie uitzenden. De energie van fotonen bepaalt de golflengte of kleur van licht; dus is de kleur van het licht dat door een object wordt uitgezonden een indicatie van de temperatuur. Dit fenomeen is echter niet waarneembaar totdat een object extreem heet wordt - ongeveer 3.000 graden Celsius (5.432 graden Fahrenheit) - omdat lagere temperaturen in het infraroodspectrum in plaats van het zichtbare spectrum uitstralen.
Hemelse Blackbodies
Het concept van een blackbody is essentieel voor het meten van de temperatuur van astronomische objecten. Een blackbody is een theoretisch object dat perfect energie absorbeert van alle golflengten van licht. Bovendien wordt de lichtemissie van een zwart lichaam niet beïnvloed door de samenstelling van de objecten. Dit betekent dat een blackbody licht uitstraalt volgens een bepaald spectrum van kleuren dat uitsluitend afhankelijk is van de temperatuur van het object. Sterren zijn geen ideale zwarte lichamen, maar ze zijn dichtbij genoeg om een nauwkeurige benadering van de temperatuur mogelijk te maken op basis van emissiegolflengten.
Vele golflengten, één piek
Een eenvoudige visuele waarneming onthult niet de temperatuur van een ster omdat temperatuur de piekemissiegolflengte bepaalt, niet de enige emissiegolflengte. Sterren lijken over het algemeen witachtig omdat hun emissiespectra een breed scala aan golflengten beslaan en het menselijk oog een mengsel van alle kleuren als wit licht interpreteert. Bijgevolg gebruiken astronomen optische filters die bepaalde kleuren isoleren en vergelijken vervolgens de intensiteiten van deze geïsoleerde kleuren om de geschatte piek van een sterrenemissiespectrum te bepalen.
Opgewarmd door een ster
Planetaire temperaturen zijn moeilijker te bepalen omdat de absorptie- en emissiekarakteristieken van een planeet mogelijk niet voldoende vergelijkbaar zijn met de absorptie- en emissiekarakteristieken van een zwart lichaam. De atmosfeer van een planeten en oppervlaktematerialen kunnen aanzienlijke hoeveelheden licht reflecteren en een deel van de geabsorbeerde lichtenergie wordt vastgehouden door het broeikaseffect. Bijgevolg schatten astronomen de temperatuur van een verre planeet door middel van complexe berekeningen die rekening houden met variabelen als de temperatuur van de dichtstbijzijnde ster, de planetenafstand van de ster, het percentage licht dat wordt gereflecteerd, de samenstelling van de atmosfeer en de rotaties van de planeten kenmerken.