Inhoud
De T-test werd ontwikkeld door William Sealy Gosset in 1908 als een manier om te bepalen of het verschil tussen twee sets gegevens statistisch significant was. Het wordt gebruikt om te bepalen of de wijziging in twee gegevenssets, mogelijk in grafiek- of tabelvorm, statistisch significant is. Over het algemeen is één set gegevens de 'controle' of de gegevens waarop geen nieuwe behandeling is toegepast. De andere set gegevens is de 'behandelings' of 'experimentele' gegevens.
Bepaal het gemiddelde van de eerste set gegevens. Om dit te doen, tel je alle waarden bij elkaar op en deel je het aantal waarden dat je hebt.
Trek elke waarde af door het gemiddelde. Sommige waarden die u krijgt, zullen negatief zijn. Neem elke waarde die u zojuist hebt berekend en maak er een kwadraat van. Voeg al deze waarden bij elkaar. Dit staat bekend als de som van vierkanten.
Deel de som van de vierkanten door het aantal waarden min één. Dit wordt de variantie van de eerste set waarden genoemd.
Herhaal de bovenstaande stappen met de tweede set gegevens.
Trek het gemiddelde van de controlegroep af van het gemiddelde van de experimentele groep. Bewaar deze berekening.
Deel de variantie van elke gegevensset door het aantal waarden. Tel de twee resulterende nummers bij elkaar op.
Bereken de vierkantswortel van het nummer dat u in de bovenstaande stap hebt gevonden.
Neem het getal dat je kreeg toen je de twee gemiddelden aftrekte en deel het door de vierkantswortel die je in de bovenstaande stap hebt gevonden. Dit is je T-waarde.