Inhoud
Een rechthoek is elke platte vorm met vier rechte zijden en vier hoeken van 90 graden, of rechte hoeken. Elke zijde van een rechthoek komt samen met twee rechte hoeken. De diameter van een rechthoek is de lengte van een diagonaal, of een van twee lange lijnen die tegenover elkaar liggende hoeken verbinden. Een diagonaal verdeelt een rechthoek in twee identieke rechthoekige driehoeken. In de wiskunde wordt de diagonaal van een rechthoekige driehoek de hypotenusa genoemd. Gebruik de stelling van Pythagoras, H vierkant = A vierkant + B vierkant, om de lengte van de diagonaal te bepalen en zo de diameter van een rechthoek te berekenen.
Onderzoek het T-vierkant en zorg ervoor dat de twee stukken elkaar in een hoek van 90 graden ontmoeten.
Teken een rechthoek die ongeveer een half vel papier vult. Gebruik het T-vierkant als richtlijn om alle vier de hoeken rechte hoeken te maken. Zorg ervoor dat de tegenoverliggende zijden van uw rechthoek evenwijdig zijn en even lang zijn.
Teken een diagonaal tussen twee tegenovergestelde hoeken met behulp van het T-vierkant.
Meet de lengte van elke zijde met de hoogste precisie met behulp van het T-vierkant en schrijf de waarden bij de respectieve kanten. Label de zijkanten: markeer elke kant "A", label de aangrenzende kant (tegenover de hypotenusa) "B", en maak de hypotenusa "H."
Bereken de hypotenusa (diagonale) lengte van de driehoek met behulp van de vergelijking H = vierkantswortel van (A kwadraat + B kwadraat), afgeleid van de stelling van Pythagoras, om de hypotenusa van de driehoek te berekenen. Vier de waarden van A en B en voeg de vierkanten bij elkaar toe. Bereken de waarde van H met behulp van een calculator om de vierkantswortel van de resulterende som te vinden. De waarde van H, de lengte van de diagonaal, is ook de diameter van de rechthoek gevormd door de twee driehoeken.
Meet de lengte van de hypotenusa met het T-vierkant en vergelijk de meting met de berekende waarde.