Cellen zijn de basiseenheden van het leven. Er zijn twee hoofdtypen cellen: dierlijke en plantaardige cellen. Een plantencel heeft bepaalde organellen die niet bestaan in een dierlijke cel, waaronder de celwand en chloroplasten. De celwand functioneert als een bewaker rond de plantencel. Chloroplasten helpen bij het fotosyntheseproces, dat energie levert voor de plantencel.
Knip een vel vetvrij papier uit zodat het aan de onderkant van de schoenendoos past. Plaats het in de schoenendoos en plak het zo vast dat het de hele onderkant van de binnenkant van de doos bedekt. Het vetvrij papier vertegenwoordigt het cytoplasma van de plantencel.
Label de binnenwand van de doos als de celwand.
Lijm een lijn zwart garen langs de naad van de doos. Het zwarte garen vertegenwoordigt het celmembraan van de plantencel.
Maak een kleine cirkel uit een stuk zwart garen en lijm deze in het midden van het vetvrij papier. Dit garen vertegenwoordigt het kernmembraan.
Lijm de drie groene knoppen willekeurig op het vetvrij papier. De groene knoppen vertegenwoordigen de chloroplasten van de plantencel.
Lijm een halve reep snoep op het vetvrij papier. Dit vertegenwoordigt de mitochondriën van de plantencel.
Lijm de doorzichtige knoppen overal op het vetvrij papier. De duidelijke knoppen vertegenwoordigen de vacuolen van de plantencel.
Plaats drie 1-inch zwarte garenstroken op elkaar en lijm ze op het vetvrij papier. De garenstroken vertegenwoordigen het endoplasmatisch reticulum van de plantencel.
Lijm de drie bruine bonen op de 1-inch lange zwarte garenstroken. De bruine bonen vertegenwoordigen de ribosomen van de plantencel.
Lijm de twee pretzels op het vetvrij papier. De pretzels vertegenwoordigen het Golgi-apparaat.
Label elke organel met de juiste naam.