Inhoud
Zes eenvoudige machines --- hendels, wielen en assen, hellende vlakken, wiggen, katrollen en schroeven --- hebben één bewegend deel of helemaal geen. Eenvoudige machines bieden mechanisch voordeel, wat betekent dat ze de spierkracht van de gebruiker vermenigvuldigen, waardoor het gemakkelijker wordt om zware objecten te duwen of te trekken, ze op te tillen of de richting waarin de objecten worden verplaatst te verschuiven.
Levers
Hefbomen bestaan uit twee delen: een balk die wordt gebruikt voor het duwen en trekken van kracht, en een steunpunt dat werkt als een draaipunt voor de balk, en vermindert de kracht die de balk nodig heeft om een object op te tillen. Er zijn drie klassen hefbomen. De eersteklas hendel (een wipwapper bijvoorbeeld) heeft een steunpunt in het midden. De kruiwagen is een voorbeeld van een tweederangs hefboom, die zijn steunpunt heeft aan het uiteinde van de balk. Hendels van de derde klasse (d.w.z. onderarmen, hengels) hebben een steunpunt aan het nabije einde van de bar, het dichtst bij de persoon die de hendel gebruikt.
Wielen en Assen
Het wiel en de as maken het gemakkelijker om objecten of lasten over de grond te verplaatsen zonder ze te hoeven slepen. Eén type wiel en as transporteert het object in dezelfde richting als waarop de wielen bewegen, zoals bijvoorbeeld rolschaatsen of rolstoelen. Het andere type wiel en as (d.w.z. deurknop) is stationair en werkt meer als een hefboom.
Hellende vlakken
Schuine vlakken zijn rechte, schuine oppervlakken, met een uiteinde hoger dan het andere. Voorbeelden zijn hellingen, opritten en trappen. Ze maken het werk gemakkelijker omdat het minder moeite kost om een lading de helling op te brengen. De afweging is dat de lading over een grotere afstand moet worden verplaatst om het naar het volgende niveau te krijgen.
wedges
V-vormige wiggen lijken op hellende vlakken, maar werken anders. De wig kan op drie manieren werken. Schoppen werken bijvoorbeeld door zware voorwerpen op te tillen, een bijl trekt twee delen van een stam uit elkaar en een deurstop verhindert dat een deur beweegt.
katrollen
Een riemschijf bestaat uit een touw, riem of ketting die in de groef in een wiel is bevestigd. Het werkt door de hoeveelheid benodigde inspanning of de krachtrichting die nodig is om een object te tillen, te verminderen. Een enkele, vaste katrol --- zoals een flole --- schakelt de richting van de kracht die nodig is om die vlag te heffen. Een meervoudige poelie vermindert de benodigde inspanning door de inspanning te verdelen over twee, drie of vier bevestigde poelies. De afweging: het aantal riemschijven vergroten betekent de afstand vergroten die het touw, de ketting of de riem moet afleggen, waardoor het langer moet zijn.
schroeven
Schroeven zijn hellende vlakken die rond een middenkolom draaien. Schroeven en gloeilampen vereisen beide dat een duwende kracht wordt uitgeoefend op één uiteinde. Dit bevestigt een schroeven in hout, of een gloeilamp in een stopcontact. Een schroef met bredere schroefdraden (spiraalvormige oprijplaten) vereist meer kracht om ze te draaien. Strakke schroefdraden hebben minder kracht nodig, maar vereisen veel meer draaien.