Inhoud
- Wat is de volgorde van bewerkingen?
- Hoe PEMDAS te onthouden
- Problemen met de volgorde van bewerkingen doen
- Extra oefenproblemen met PEMDAS
Een wiskundig probleem tegenkomen dat verschillende bewerkingen combineert, zoals vermenigvuldiging, optelling en exponenten, kan een raadsel zijn als u PEMDAS niet begrijpt. De eenvoudige afkorting loopt door de volgorde van bewerkingen in wiskunde en u moet het onthouden als u regelmatig berekeningen moet uitvoeren. PEMDAS betekent haakjes, exponenten, vermenigvuldiging, deling, optellen en aftrekken, u de volgorde vertellen waarin u verschillende delen van een lange uitdrukking aanpakt. Leer hoe u dit kunt gebruiken en u zult nooit in de war raken door problemen zoals 3 + 4 × 5 - 10 die u kunt tegenkomen.
Tip: PEMDAS beschrijft de volgorde van bewerkingen:
P - Haakjes
E - Exponenten
M en D - vermenigvuldiging en deling
A en S - Optellen en aftrekken.
Doorloop alle problemen met verschillende typen bewerkingen volgens deze regel, werk van boven (haakjes) naar beneden (optellen en aftrekken) en merk op dat bewerkingen op dezelfde regel net van links naar rechts kunnen worden aangepakt zoals ze in de vraag.
Wat is de volgorde van bewerkingen?
De volgorde van bewerkingen vertelt u welke delen van een lange uitdrukking eerst moeten worden berekend om het juiste antwoord te krijgen. Als u bijvoorbeeld vragen van links naar rechts benadert, berekent u in de meeste gevallen iets heel anders. PEMDAS beschrijft de volgorde van bewerkingen als volgt:
P - Haakjes
E - Exponenten
M en D - vermenigvuldiging en deling
A en S - Optellen en aftrekken.
Wanneer u een lang wiskundig probleem met tal van bewerkingen aanpakt, berekent u eerst iets tussen haakjes en gaat u vervolgens naar de exponenten (dwz de "bevoegdheden" van getallen) voordat u vermenigvuldigingen en deling uitvoert (deze werken in willekeurige volgorde, gewoon links werken) naar rechts). Ten slotte kunt u werken aan optellen en aftrekken (hiervoor werkt u gewoon gewoon van links naar rechts).
Hoe PEMDAS te onthouden
Het onthouden van de afkorting PEMDAS is waarschijnlijk het moeilijkste deel van het gebruik ervan, maar er zijn ezelsbruggetjes die u kunt gebruiken om dit gemakkelijker te maken. De meest voorkomende is Excuseer mijn lieve tante Sally, maar andere alternatieven zijn Mensen Overal Beslissingen genomen over bedragen en Pudgy Elfen kunnen een snack eisen.
Problemen met de volgorde van bewerkingen doen
Problemen oplossen met betrekking tot de volgorde van bewerkingen betekent gewoon dat u de PEMDAS-regel moet onthouden en toepassen. Hier zijn enkele voorbeelden van bewerkingen om te verduidelijken wat u moet doen.
4 + 6 × 2 – 6 ÷ 2
Doorloop de bewerkingen in volgorde en controleer voor elk. Dit bevat geen haakjes of exponenten, dus ga naar de vermenigvuldiging en deling. Eerst worden 6 × 2 = 12 en 6 ÷ 2 = 3, en deze kunnen worden ingevoegd om een eenvoudig probleem op te lossen:
4 + 12 − 3 = 13
Dit voorbeeld bevat meer bewerkingen:
(7 + 3)2 – 9 × 11
De haakjes komen eerst, dus 7 + 3 = 10, en dan valt dit allemaal onder een exponent van twee, dus 102 = 10 × 10 = 100. Dus dit laat:
100 – 9 × 11
Nu komt de vermenigvuldiging vóór de aftrekking, dus 9 × 11 = 99 en
100 – 99 = 1
Bekijk ten slotte dit voorbeeld:
8 + (5 × 62 + 2)
Hier pakt u eerst het gedeelte tussen haakjes aan: 5 × 62 + 2. Voor dit probleem moet u echter ook PEMDAS toepassen. De exponent komt eerst, dus 62 = 6 × 6 = 36. Dit laat 5 × 36 + 2 over. Vermenigvuldiging komt vóór toevoeging, dus 5 × 36 = 180 en vervolgens 180 + 2 = 182. Het probleem wordt dan gereduceerd tot:
8 + 182 = 190
Bekijk onderstaande video voor een ander voorbeeld:
Extra oefenproblemen met PEMDAS
Oefen het toepassen van PEMDAS met de volgende problemen:
52 × 4 – 50 ÷ 2
3 + 14 ÷ (10 – 8)
12 ÷ 2 + 24 ÷ 8
(13 + 7) ÷ (23 – 3) × 4
De oplossingen worden hieronder op volgorde weergegeven, dus scrol niet omlaag totdat u de problemen hebt geprobeerd.
52 × 4 – 50 ÷ 2
= 25 × 4 – 50 ÷ 2
= 100 – 25
= 75
3 + 14 ÷ (10 – 8)
= 3 + 14 ÷ 2
= 3 + 7
= 10
12 ÷ 2 + 24 ÷ 8
= 6 + 3
= 9
(13 + 7) ÷ (23 – 3) × 4
= 20 ÷ (8 – 3) × 4
= 20 ÷ 5 × 4
= 16