Een civiel ingenieur gebruikt bijna elke vorm van wiskunde op een bepaald moment om haar werk te doen. Algebra wordt dagelijks gebruikt en veel ingenieurs zullen af en toe te maken krijgen met differentiaalvergelijkingen, statistieken en calculus. Een groot deel van de tijd van een civiel-ingenieur wordt niet besteed aan wiskunde, maar wanneer de tijd komt moeten civiel-ingenieurs zich zeer op hun gemak voelen met alle vormen van wiskunde, vooral die welke met fysica te maken hebben.
Civiel-ingenieurs moeten wiskundige vergelijkingen gebruiken die dagelijks worden afgeleid uit de scheikunde. Chemie-vergelijkingen worden gebruikt om de sterkte van materialen te meten en ingenieurs moeten deze vergelijkingen gebruiken om het juiste materiaal voor een project te selecteren.
Civiel-ingenieurs gebruiken trigonometrie vaak bij het onderzoeken van een structuur. Landmeten gaat zowel over landhoogtes als over de verschillende hoeken van structuren.
Natuurkunde neemt een enorme rol in het werk van een civiel ingenieur. Natuurkundige vergelijkingen worden toegepast op alle hoeken van een technisch probleem om ervoor te zorgen dat de structuur die wordt gemaakt naar behoren functioneert. Wanneer een brug wordt ontworpen, wordt fysica gebruikt om erachter te komen hoe groot de ondersteunende pijlers moeten zijn, evenals hoe dik de stalen kolommen van de brug moeten zijn en hoeveel daarvan moeten worden geïnstalleerd. Natuurkundige vergelijkingen gebruiken meestal algebra, calculus en trigonometrie.
Elementaire wiskundige vaardigheden zoals boekhouding en statistieken moeten worden gebruikt tijdens de planningsfase van elk project. Het uitzoeken van de financiële kant van een project is een belangrijk onderdeel van het werk van een civiel ingenieur en hij moet erachter komen hoeveel een project zijn investeerders gaat kosten.