Koelwater stroomt door een koelmachine en absorbeert warmte via spoelen of vinnen. Hoe sneller het water door de koelmachine stroomt, hoe sneller de koelmachine warmte overdraagt. De minimale stroomsnelheid van de koelmachine is de stroomsnelheid die een gewenste koelsnelheid produceert als het apparaat op 100 procent efficiëntie werkt. In de praktijk zal het water meestal niet met die snelheid afkoelen zonder een nog hogere stroomsnelheid omdat het extra warmte absorbeert en afgeeft via onverwachte koelregio's.
Trek de temperatuur van het water wanneer het de koeler verlaat, gemeten in graden Fahrenheit, af van de temperatuur bij het binnenkomen. Als bijvoorbeeld water de koelmachine binnenkomt op 40 graden Fahrenheit en vertrekt op 66 graden Fahrenheit: 66 - 40 = 26 graden.
Vermenigvuldig dit antwoord met 500, een cijfer dat rekening houdt met de waterspecifieke warmtecapaciteit: 26 × 500 = 13.000.
Deel de koelsnelheid die u nodig hebt, gemeten in Britse thermische eenheden (BTU's) per uur door dit antwoord. Als de koelmachine bijvoorbeeld elk uur 3.840.000 BTU's moet opnemen: 3.840.000 ÷ 13.000 = 295.4. Dit is de minimale koelsnelheid van de koelmachine, gemeten in gallons per minuut.