Een atoom met een gelijk aantal protonen en elektronen is noch positief noch negatief - het heeft geen netto lading. Als dat atoom elektronen wint of verliest, kan het echter een kation worden, een ion met een positieve lading, of een anion, een ion met een negatieve lading. Chemici gebruiken een zeer eenvoudige notatie om ionen in chemische reacties weer te geven. Hoewel je misschien een aantal veel voorkomende polyatomaire ionen moet onthouden, kun je voor het grootste deel de symbolen voor ionen uitzoeken met behulp van het periodiek systeem.
Bepaal of het ion slechts één element bevat. Zo ja, zoek het element dat op het periodiek systeem is geïoniseerd. Natrium bevindt zich bijvoorbeeld in de eerste kolom, terwijl calcium zich in de tweede bevindt.
Noteer het symbool met één of twee letters voor het element uit het periodiek systeem. Het symbool voor natrium is bijvoorbeeld Na, terwijl het symbool voor calcium Ca is.
Bepaal hoeveel elektronen het atoom heeft verloren of gewonnen. Elementen in kolom 1 van het periodiek systeem (bijvoorbeeld natrium en kalium) verliezen een elektron wanneer ze reageren, terwijl elementen in de tweede kolom (bijvoorbeeld calcium, magnesium en strontium) in het algemeen twee elektronen verliezen wanneer ze reageren. Elementen in groep 17, de halogenen (fluor, chloor, broom en jodium) vormen vrijwel altijd ionen die een enkel elektron hebben gekregen. Zwavel en zuurstof kunnen ionen vormen met een -2-lading. Elementen in het midden van de tafel - de zogenaamde overgangsmetalen - kunnen een variabel aantal elektronen verliezen. Het aantal elektronen dat het overgangsmetaalatoom heeft verloren, wordt gespecificeerd met Romeinse cijfers achter de naam. IJzer (III) heeft bijvoorbeeld drie elektronen verloren, terwijl ijzer (II) er twee heeft verloren.
Schrijf een negatief teken als een superscript, gevolgd door het aantal elektronen dat het atoom heeft verkregen OF schrijf een positief teken als een superscript, gevolgd door het aantal elektronen dat het heeft verloren.
Voorbeeld: het calciumion zou worden geschreven als Ca + 2 (met de +2 als een superscript).
Bepaal of het ion meer dan één element bevat (bijvoorbeeld het sulfaation). Zo ja, zoek dan de naam op in de tabel onder het gedeelte Bronnen hieronder. Elke naam heeft een symbool dat ermee overeenkomt. Sulfaat is bijvoorbeeld SO4 -2 (met de -2 als een superscript en de 4 als een subscript, omdat er 4 zuurstofatomen zijn).