Inhoud
Met enige chemische kennis kun je vrij gemakkelijk raden of een molecuul polair is of niet. Elk atoom heeft een ander niveau van elektronegativiteit, of het vermogen om elektronen aan te trekken. Om de polariteit van een molecuul precies te berekenen, is het echter nodig om de vorm van het molecuul te bepalen en vectortoevoeging uit te voeren. De lengte van elke vector komt overeen met de elektronegativiteit van het atoom in elke binding. De richting van de vector komt overeen met de moleculaire vorm.
Teken het molecuul in een standaard chemisch formaat, met alle atomen en vrije elektronen op de tekening.
Bepaal de vorm van het molecuul. Met een of twee gebonden atomen zal het molecuul lineair zijn. Met twee gebonden atomen en niet-gebonden elektronen zal het molecuul hoekig zijn. Met drie gebonden atomen en geen vrije elektronen zal het molecuul plat driehoekig zijn. Met drie gebonden atomen en een set vrije elektronen zal het molecuul driehoekig, piramidaal zijn. Met vier gebonden atomen zal het molecuul piramidaal zijn.
Bepaal de elektronegativiteit van elk atoom in het molecuul. Gebruik een standaardmeting, zoals een centimeter per hele eenheid elektronegativiteit, om de lengte van elke vector te bepalen.
Teken een vector met de juiste lengte voor elk atoom waarvan u de vectorlengte hebt bepaald. Teken ze in de richting waarin ze in het molecuul staan, volgens de vorm die is bepaald in stap 2.
Lijn de vectoren van begin tot eind uit. De afstand tussen uw startpunt en de uiteindelijke vector is de meting van polariteit in het molecuul. Als u bijvoorbeeld 1 cm per hele eenheid elektronegativiteit hebt gebruikt en uw uiteindelijke afstand tussen de laatste vector en uw startpunt is 5 mm, heeft het molecuul een polariteit van 0,5 in die richting.