Inhoud
Beoordeling kan een tijd van angst of vreugde zijn voor zowel leraren als elementaire studenten. Hoe men er ook over denkt, het rangschikken van elementaire studenten op hun vooruitgang is een essentiële stap in het helpen van toekomstige instructies en een manier om studenten en hun ouders op de hoogte te houden van hun prestaties en gebieden van nood. Er zijn twee methoden voor het berekenen van elementaire kwaliteiten, die elk voor- en nadelen bieden. Bij correct gebruik kunnen beide methoden studenten helpen groeien als leerlingen.
Traditionele methode: middelen
Tel binnen elk vakgebied het totaalbedrag op dat de opdrachten, tests of quizzen waard waren binnen de beoordelingsperiode. Dit geeft je het totale aantal mogelijke punten voor de beoordelingsperiode. De beoordelingsperiode vindt meestal plaats in kwartalen, trimesters of semesters. Een cijferperiode voor wiskunde kan bijvoorbeeld vijf verschillende cijfers hebben die elk 20 punten, 10 punten, 20 punten, 15 punten en 50 punten waard zijn. Deze opdrachten vormen in totaal 115 punten voor de wiskundige beoordelingsperiode.
Tel het totale aantal punten op dat de student heeft verdiend voor de opdrachten binnen de beoordelingsperiode. Als voorbeeld kan een student 11 punten, 9 punten, 20 punten, 15 punten en 48 punten hebben verdiend voor de vijf wiskundeopdrachten tijdens de beoordelingsperiode. Deze punten tellen op tot een totaal van 103 verdiende punten.
Deel het totale aantal verdiende punten door het totale aantal mogelijke punten in de beoordelingsperiode om het eindcijfer te behalen. Bijvoorbeeld: 103 (totaal aantal verdiende punten) gedeeld door 115 (totaal aantal mogelijke punten) is gelijk aan 0,895. Dit kan vervolgens worden afgerond op .90 of een wiskundige 90% voor de beoordelingsperiode. Deze methode kan in alle vakgebieden worden gebruikt.
Op standaarden gebaseerde beoordeling
Identificeer een specifieke vaardigheid die wordt beoordeeld die betrekking heeft op nationale normen. Bij op standaarden gebaseerde beoordeling is er niet slechts één cijfer voor elk vak, maar eerder een cijfer voor elke vaardigheid die binnen dat vak wordt geleerd. In plaats van één cijfer voor wiskunde te geven met behulp van de middelingsmethode, kunnen studenten bijvoorbeeld drie verschillende cijfers krijgen voor het vermenigvuldigen van grote getallen, lange delen en optellen.
Analyseer de cijfers die tijdens de beoordelingsperiode voor elke vaardigheid werden toegekend. Cijfers worden niet gegeven in punten maar eerder met de letters E, M, A en FFB. Deze letters hebben betrekking op hoe goed een student de specifieke vaardigheden beheerst. E = overschrijdt, M = ontmoet, A = benaderingen en FFB = valt ver beneden. Een student kan bijvoorbeeld vijf cijfers krijgen voor de lange divisie: FFB, A, A, M en M.
Identificeer de laatste twee cijfers die in elke specifieke vaardigheid werden gegeven. Op basis van deze laatste cijfers kun je een beslissing nemen over welk cijfer de student voor elke vaardigheid verdient. Als de cijfers FFB, A, A, M en M omvatten, verdient de student een M voor lange deling. De student begon te worstelen met de vaardigheid, maar vertoonde groei en beheersing van de vaardigheid aan het einde van de beoordelingsperiode.