Inhoud
De straal van een atoom is de afstand van het midden van zijn kern tot zijn buitenste elektronen. De grootte van de atomen van de verschillende elementen - bijvoorbeeld waterstof, aluminium en goud - verandert afhankelijk van de grootte van de kern en hoeveel energie de elektronen hebben. Kijkend naar een periodieke tabel met een atoomstraal, kunt u zien hoe de locatie van een element in de tabel de grootte van het atoom beïnvloedt.
TL; DR (te lang; niet gelezen)
Het aantal elektronen in een atoom beïnvloedt zijn straal, evenals de energie van de elektronen.
Atoom structuur
Een atoom bestaat uit een centrale kern van protonen en neutronen omgeven door een wolk van elektronen. De grootte van het atoom hangt af van een evenwichtsoefening met een paar verschillende krachten. Het proton heeft een positieve elektrische lading, terwijl het elektron negatief is. De twee soorten deeltjes trekken elkaar aan: hoe sterker de aantrekkingskracht, hoe kleiner de straal van het atoom. Een atoom met veel elektronen verdringt ze echter niet in dezelfde ruimte. Ze bezetten verschillende concentrische 'omhulsels', dus hoe meer elektronen, hoe meer omhulsels en hoe groter het atoom. Een effect genaamd "screening" compliceert de kracht die wordt uitgeoefend door een grote kern. De buitenste protonen blokkeren de binnenste, waardoor de algehele aantrekkingskracht op de elektronen vermindert.
Atoomnummer
Naarmate het atoomnummer van een element toeneemt, neemt ook de grootte van de kern en het aantal elektronen eromheen toe. Hoe groter het atoomnummer, hoe groter de straal van het atoom. Dit is met name het geval wanneer u recht naar beneden een bepaalde kolom in het periodiek systeem verplaatst; de straal van elk opeenvolgend naburig atoom neemt toe. De groeiende grootte is te wijten aan het toenemende aantal gevulde elektronenschillen terwijl je naar beneden beweegt in het periodiek systeem.
Periodieke tabelrij
In het periodiek systeem neemt de atoomradius van elementen de neiging af te nemen naarmate je over een rij van links naar rechts beweegt. Het aantal protonen neemt van links naar rechts toe, wat leidt tot een grotere aantrekkingskracht in de kern. De sterkere aantrekkingskracht trekt de elektronen dichterbij en verkleint de straal.
Electron Energy
Elektrische stromen en licht dragen beide energie met zich mee. Als de hoeveelheid energie voldoende groot is, kunnen de elektronen van een atoom deze absorberen. Dit zorgt ervoor dat de elektronen tijdelijk naar een schaal verder van de kern springen, waardoor de straal van het atoom groter wordt. Tenzij het elektron volledig van het atoom wegvliegt, geeft het de energie af die het zojuist heeft ontvangen en valt het terug naar zijn oorspronkelijke schaal. Wanneer dit gebeurt, krimpt de straal van het atoom naar normaal.