Atomen bestaan uit een dichte kern, of kern, die positief geladen deeltjes bevat die protonen worden genoemd en ongeladen deeltjes die neutronen worden genoemd. Negatief geladen elektronen bezetten ietwat beperkte gebieden van de ruimte buiten de kern die orbitalen worden genoemd. Protonen en neutronen wegen bijna 2.000 keer meer dan elektronen en vertegenwoordigen daarom bijna de gehele massa van een atoom. Voor elk gegeven element in het periodiek systeem is het aantal protonen in de kernen van zijn atomen consistent. Elk koolstofatoom bevat bijvoorbeeld zes elektronen. Het aantal elektronen komt overeen met het aantal protonen in een neutraal atoom, maar atomen kunnen elektronen winnen of verliezen tijdens chemische reacties. Het aantal neutronen varieert ook van het ene atoom tot het volgende. Chemici verwijzen naar atomen van hetzelfde element met een verschillend aantal neutronen als isotopen. Het begrijpen van deze termen is de sleutel tot het bepalen van de protonen, neutronen en elektronen in een isotoop.
Identificeer het massanummer van de isotoop aan de hand van het symbool. Volgens afspraak vermelden wetenschappers het massanummer van een isotoop als een superscriptnummer voor het elementaire symbool, zoals 235U, of met een koppelteken achter het symbool, zoals in U-235.
Bepaal het aantal protonen in de kern van de isotoop door het atoomnummer op het periodiek systeem van de elementen te plaatsen. Het periodiek systeem rangschikt elementen door het atoomnummer te verhogen. U vertegenwoordigt bijvoorbeeld het chemische symbool voor uranium en het heeft een atoomnummer van 92. Dit betekent dat alle uraniumatomen 92 protonen in hun kern bevatten.
Bereken het aantal elektronen dat de isotoop bevat door op te merken of het symbool een lading bevat. De ladingnotatie vertegenwoordigt een positief of negatief getal, meestal geschreven als een superscript achter het chemische symbool, zoals 235U (4+). Dit geeft aan dat het uraniumatoom vier elektronen heeft verloren. Bij afwezigheid van een aangegeven lading bezit de isotoop een lading van nul en is het aantal elektronen gelijk aan het aantal protonen. Trek positieve ladingen af van of voeg negatieve ladingen toe aan het atoomnummer als het symbool een aangegeven lading bevat. De 235U (4+) zou bijvoorbeeld 92 - 4 = 88 elektronen bevatten.
Zoek het aantal neutronen in de isotoop door het aantal protonen af te trekken van het massagetal dat in het symbool wordt gegeven. Bijvoorbeeld, 235U, dat 92 protonen bevat, bevat daarom 235 - 92 = 143 neutronen.